www.peterdebruin.net

Uit LA DIVINE EUCHARISTIE II

naar Pierre-Julien Eymard

Het leven van vereniging met de heilige Geest (La vie d'union au Saint-Esprit)

Si Spiritu vivimus, Spiritu et ambulamus.

Indien wij leven door de Geest, laten we dan ook wandelen volgens de Geest (Gal. 5,25)

I.

De heilige Geest, de Geest van Jezus, deze goddelijke Geest die Hij is komen brengen aan de wereld, is het principe van onze heiligheid. Het innerlijk leven is de vereniging met de H. Geest, de gehoorzaamheid aan zijn bewegingen. Bestuderen wij zijn werkingen in ons.

Merk eerstens op dat het de H. Geest is die ons ieder in het bijzonder de vruchten van de Incarnatie en van de verlossing meedeelt. De Vader heeft ons zijn Zoon gegeven; het Woord geeft zich aan ons en koopt ons vrij op het kruis: ziedaar de door zijn liefde voortgebrachte effecten. Wie is het die ons doet deelnemen aan deze goddelijke effecten? Het is de H. Geest. Hij vormt in ons Jezus Christus, hij voltooit Hem. Het is dus nu, en sinds de hemelvaart van Onze Heer, de eigen tijd van de missie van de H. Geest. De Verlosser wijst ons op deze waarheid, als Hij zegt: "Het is goed voor u dat Ik heenga, anders zou de heilige Geest niet komen" (Joh. 16,7). Jezus heeft voor ons de genaden verworven; Hij heeft de schat bijeengebracht, in zijn Kerk het zaad van de heiligheid gelegd: het is de missie van de H. Geest om dit zaad te verzorgen, het te geleiden naar zijn einddoel; Hij volvoert en vervolmaakt het werk van de Verlosser; daarom zei Onze Heer: "Ik zal u mijn Geest zenden, Hij zal u alle dingen leren; Hij zal al de woorden die Ik u gezegd heb aan u uitleggen en u doen begrijpen; als Hij niet komt, zult ge zwak en onwetend blijven" (Joh. 14,26). Aan het begin zweefde de Geest over de wateren om ze te bevruchten. Hij doet hetzelfde over de genaden die Jezus Christus ons gelaten heeft: Hij bevrucht ze door ze in ons aan te brengen; want Hij woont in ons, Hij werkt er. De gerechte ziel is het verblijf en de tempel van de H. Geest: Hij is er niet alleen door zijn genade, maar door Hemzelf; zijn aanbiddelijke persoon woont in ons, en hoe meer de ziel vrij van obstakels is, hoe meer plaats ze laat aan de H. Geest, hoe machtiger Hij er is.

Hij kan werken noch wonen waar er zonde is, omdat wij dan dood zijn, onze leden verlamd zijn en niet kunnen meewerken met zijn werking, een medewerking die altijd noodzakelijk is. Hij kan ook niet werken met een luie wil of ongeregelde affecties: ook al woont Hij dan in ons, Hij is er onmachtig. De H. Geest is een vlam die altijd opstijgt en die ons wil doen opstijgen met haar. Wil men haar stilhouden, dan gaat ze uit; of liever, de H. Geest eindigt met te verdwijnen uit de zo verlamde en aan de aarde gehechte ziel, omdat ze niet talmt om in doodzonde te vallen. De zuiverheid is noodzakelijk voordat de H. Geest in ons woont. "Hij duldt in het hart dat Hij bezit geen enkele vlek, maar brandt die dadelijk weg," zegt Sint Bernardus: Qui nec minimam paleam intra cordis quod possidet habitaculum residere patitur, sed exurit.

De missie van de H. Geest, hebben wij gezegd, is Jezus in ons te vormen. Hij heeft in de kerk wel een algemene missie, bestaande in het sturen en in het bewaken van de onfeilbaarheid van de Kerk, maar zijn speciale missie in de zielen is om Jezus Christus te vormen. Deze herschepping, deze omvorming, die doet Hij door drie werkingen, die absoluut onze trouwe medewerking eisen.

II.

Eerst inspireert Hij ons met gedachten en gevoelens gelijkvormig aan die van Jezus Christus. Hij is persoonlijk in ons; Hij beweegt onze gevoelens, roert onze ziel, brengt ons Onze Heer in gedachte. Het is geloof dat wij zonder de heilige Geest geen enkele bovennatuurlijke gedachte kunnen hebben. Goede natuurlijke gedachten, redelijke, eerlijke, die kunnen we hebben zonder Hem; maar wat is dat? De gedachte die de H. Geest in ons plaatst is aanvankelijk zwak, klein; zij groeit en bloeit op in de daad en het offer. Wat moet men doen wanneer deze bovennatuurlijke gedachten zich aanbieden? Er zonder aarzelen mee instemmen. Wij moeten zelfs attent zijn op de genade, verzameld in ons innerlijk, om te zien of de H. Geest ons zijn goddelijke gedachten niet inblaast. Men moet de H. Geest beluisteren, verzameld zijn in zijn werkingen. Men zou daartegen kunnen opwerpen dat als al onze bovennatuurlijke gedachten van de H. Geest komen, wij onfeilbaar zijn. Daar antwoord ik op: van onze grond zijn wij leugenaars, dat wil zeggen onderhevig aan vergissingen; maar wanneer wij in onze genade zijn, en wij het licht volgen dat de H. Geest ons aanbiedt, ja, dan zijn wij zeker in de waarheid en de goddelijke waarheid. Ziedaar waarom de in God verzamelde ziel altijd in de waarheid is, waarom de bovennatuurlijk wijze geen misstappen doet. Dat kan niet aan hemzelf toegerekend worden, dat komt niet van hem; hij steunt niet op zijn lichten, maar op die van de Geest van God, die in hem is en hem verheldert. Als wij stoffelijk zijn en grof, verloren in de uiterlijke dingen, zullen wij deze woorden niet begrijpen, maar als wij reeds de stem van de H. Geest binnenin ons horen, zullen wij ze gemakkelijk begrijpen. Hoe onderscheidt men het goede van het slechte voedsel? Door het te proeven. Met de genade is het hetzelfde, en de ziel die gezond wil oordelen hoeft slechts in zich deze uitwerkingen van de genade te voelen, welke niet bedriegen. Dat zij ingaat in de genade, dat zij de macht ervan zal begrijpen, zoals zij het licht kent omdat het licht haar omgeeft: dat zijn dingen die zich niet bewijzen aan wie ze niet beproefd hebben.

Wij zijn misschien verootmoedigd door niet begrijpen, omdat het een bewijs is dat we niet vaak de werkingen van de H. Geest voelen, terwijl de innerlijke en heel zuivere ziel daarentegen voortdurend gestuurd wordt door de H. Geest, die haar zijn wegen rechtstreeks openbaart door een innerlijke en onmiddellijke inspiratie.

Ik benadruk dit punt. De H. Geest geleidt zelf de innerlijke en zuivere ziel: Hij is haar meester, haar leidsman. Ongetwijfeld, zij moet altijd gehoorzamen aan de wetten van de Kerk, en zich onderwerpen aan de bevelen van haar biechtvader voor alles wat haar gebruiken van vroomheid en haar geestelijke oefeningen betreft; maar aangaande de innerlijke en intieme wandel, is het de H. Geest die haar geleidt, die haar affecties en haar gedachten stuurt, en niemand zal daar, zelfs al zou hij het durven, belemmeringen kunnen plaatsen. Wie zou zich willen mengen in de samenspraak van de goddelijke Geest met zijn geliefde? - Bovendien, tot welk goed?

Degene die een fraaie boom waarneemt tracht niet te zien of zijn wortels goed gezond zijn: de schoonheid van de boom, zijn levenskracht, zeggen hem genoeg. Evenzo, wanneer een persoon vooruitgaat in het goede, zijn zijn wortels, zo verborgen als ze zijn, gezond, en te meer zij verborgen zijn, te meer zijn ze levend.

Maar, helaas! dat vaak de H. Geest ons vraagt om toe te stemmen in zijn inspiraties en wij niet willen! Wij zijn slechts uiterlijke machines, en wij zullen de verwarring hebben van de Joden naar aanleiding van Onze Heer: de H. Geest is temidden van ons, en wij kennen Hem niet.

III.

De heilige Geest bidt in ons en voor ons. Het gebed is heel de heiligheid, tenminste in beginsel, daar zij het kanaal van alle genaden is. Nu is de H. Geest in de ziel die bidt: Ipse postulat pro nobis gemitibus inenarrabilibus ("Hijzelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen" Rom. 8,26). Hij heeft onze ziel verheven tot de vereniging met Onze Heer. Verder is Hij de priester die aan God de Vader op het altaar van ons hart het offer aanbiedt van onze gedachten en onze lofprijzingen. Hij legt aan God onze behoeften, onze zwakheden, onze misères voor, en dit gebed, dat het gebed is van Jezus in ons, verenigd met het onze, maakt het almachtig.

U bent de ware tempel van de H. Geest; maar een tempel is slechts een huis van gebed. Bid dus zonder ophouden, maar in vereniging met de goddelijke Priester van deze tempel. Men zal u methoden van gebed kunnen geven; alleen de H. Geest zal u de zalving en het geluk van het gebed geven. De leidsmannen zijn slechts kamerlingen die ophouden bij de deur van ons hart; alleen de H. Geest woont er. Hij moet het in alle delen doordringen om het gelukkig te maken. Bid dus met Hem, Hij zal u alle waarheid leren.

IV.

De derde werking van de heilige Geest is ons te vormen tot de deugden van Jezus Christus. Hiertoe geeft hij ons het begrip ervan. Het is een grote genade om de deugden van Jezus te begrijpen, want zij hebben een dubbel gezicht. Het eerste stoot terug en ergert: het is hun kruisigende kant. De wereld heeft reden, van het natuurlijk gezichtspunt, om ze niet te beminnen. De deugden, zelfs de meest beminnelijke zoals de zachtheid en de deemoed, zijn voor de natuur erg hard om te beoefenen. Het is niet makkelijk om zacht te blijven als men u beledigt, en zonder het geloof begrijp ik heel goed dat de wereld de deugden van het christendom afstotelijk vindt. Maar de H. Geest onthult ons het andere gezicht van de deugden van Jezus. Zijn genade, zijn zoetheid, zijn zalving, openen voor ons de bittere schors van de deugd en doen ons er de zachtheid van de honing vinden, zelfs de meest zuivere glorie. Het is dat men in plaats van de vernedering, in plaats van het kruis, in de opofferingen enkel Gods liefde ziet, zijn glorie en de onze.

Als gevolg van de zonde zijn de deugden ons kommerlijk geworden; wij hebben een afkeer ervan; want alle zijn vernederend en kruisigend. Maar de H. Geest toont ons dat Jezus Christus door ze het eerst te beoefenen hun de adel en de glorie heeft medegedeeld. Hij zegt ons: U wilt u niet vernederen? Nou ja, best; maar gelijk op Jezus. Dat is geen afdalen, dat is klimmen, het is zich veredelen om op Hem te gelijken. En dus zijn de armoede en de lompen een koninklijk kleed, omdat Jezus Christus ze het eerst gedragen heeft; de vernederingen zijn een glorie, de lijdenschappen een geluk, omdat Jezus Christus er de ware glorie en het ware geluk ingelegd heeft.

Maar het is slechts de H. Geest die ons de deugden zo doet begrijpen en die ons hun zuivere goud toont, opgesloten in zijn rotsige en modderige mijn. Het is het ontbreken van dit licht dat zoveel mensen ophoudt op de weg der volmaaktheid: zij zien slechts de kleine verschijning van de deugden van Jezus, en dringen niet door tot de grootse geheimen.

Aan deze intieme en bovennatuurlijke kennis van de deugden voegt de H. Geest een speciale bekwaamheid om ze te beoefenen toe. Hij maakt ons er geschikt en bekwaam toe, tot het punt dat wij zouden kunnen geloven uitsluitend voor hen geboren te zijn. Zij worden voor ons als natuurlijk: Hij geeft ons het goddelijk instinct ervan. Elke ziel ontvangt een bekwaamheid overkomstig haar roeping. Voor ons, aanbidders, doet de H. Geest ons aanbidden in geest en in waarheid. Hij bidt in ons, en wij bidden in Hem: Hij is bovenal de Meester van de aanbidding. Hij is het die de apostelen de kracht en de geest van het gebed gegeven heeft: Hij noemt zich Geest van gebed en beden: Spiritum orationis et precum (Vgl. Zach. 12,10). Verenigen wij ons dan met Hem. Sinds het Pinksteren zweeft hij boven de Kerk en woont in ieder van ons om ons te leren bidden, om ons te vormen naar het model van Jezus Christus, om ons in alles op Hem gelijkend te maken, opdat wij eens zonder sluier met Hem verenigd in de glorie kunnen zijn.

[PJB 27-10-96]